Kleine keizer(in) – grote kerels huilen niet

Kindkeizer Puyi - oftewel, China's laatste keizer

Hoe vaak heb ik het inmiddels al horen zeggen?

Ni shi nanzihan, dui bu dui? Ni bie ku.’
‘Jij bent een sterke kerel, toch? Jij huilt niet.’

Beide oma’s van mijn driejarige oppaskindje zeggen dit keer op keer. En keer op keer huilt hij weer. Zowel moeder als oma (in dit geval laolao: de moeder van de moeder) roepen dagelijks ontredderd:

‘Zhengtian ku!’, ‘Mei tian ku!’
‘Huilt de hele dag door!’, ‘Huilt elke dag!’

Ik kan me nog goed herinneren dat ik de oma (in dit geval nainai: de moeder van de vader) voor het eerst over ‘huilen’ hoorde praten. Ik was nog maar twee dagen bij het gezin. We gingen met zijn tweeën met Junjun naar het ziekenhuis voor een inenting. Nainai bleef maar zeggen tegen Junjun:

‘Ni shi nanzihan, ni bu ku.’
‘Jij bent een grote kerel, jij huilt niet.’

Ik weet niet waarom, maar ik dacht dat ze vast gelijk had. Achteraf bedacht ik me pas dat ze het dan vast niet zo vaak hardop had gezegd. Het ziekenhuisbezoek was om meerdere redenen een vreemde ervaring. De zuster vroeg me of ik Junjun’s moeder was en of ik Chinees kon. Ze wilde mij wat vragen over Junjun’s gezondheid. Gelukkig was nainai zo alert om haar snel te zeggen dat ik er nog maar kort was en dat ik het ook niet wist.

Een paar minuten later kwam het moment der waarheid: de prik. Nainai gaf mij haar telefoon en benadrukte dat ik op het juiste moment foto’s moest maken. Foto’s maken? Bedoel je dat ik foto’s moet maken van een driejarige die een inenting krijgt en die foto’s in de gezinsgroepchat moet sturen? Wat voelde ik me onbenullig. Is dit pedagogisch verantwoord? ‘Nou ja.. hoe erg kan het zijn,’ dacht ik ‘Junjun huilt immers niet’.

Het ziekenhuisbezoek

De meningen verschilden of ik uiteindelijk het ‘goede moment’ heb gekozen om af te drukken. Ik vond van wel. Ik maakte een seconde voor de huilbui uitbarstte twee foto’s. ‘Zo,’ dacht ik, ‘nu staat hij in ieder geval niet huilend in de groepchat’. Nainai leek me eerder gerust te stellen dat het niet zo heel erg was dat ik het belangrijkste moment niet had vastgelegd. Junjun bleef maar vragen waarom ik geen foto had genomen van het huilen. Ik bleef mezelf afvragen hoe het kon dat ze zo graag een krijsbui wilden vastleggen en met het hele gezin wilden delen. Willen ze nu wel of niet dat Junjun huilt?

Het leek bijna of ze Junjun beloonden voor zijn gekrijs. Tuurlijk, veel kinderen huilen voor, na en/of tijdens vaccinaties, maar dit overtrof tot nu toe al Junjun’s huilbuien bij elkaar. In Nederland krijgen kinderen na een prik een stikker of een lolly en in ieder geval een mooie pleister; Junjun kreeg zes lolly’s, als ik het me goed herinner. Hij mocht ze zelf uitzoeken en hij deelde met niemand – ook niet met ‘oom’ de taxichauffeur. Maar nainai bleef hem die stoere nanzihan noemen.

Nou vind ik dat laolao best wel eens kan overdrijven, maar niet wat betreft Junjun’s gehuil. Om zeven uur wordt ik meestal wakker van gehuil en gejammer; ‘Bu yao! Bu yao!’, oftewel ‘Ik wil het niet! Ik wil het NIET!’. Tussen acht en half negen eet Junjun ontbijt. Tenminste, dat is de bedoeling. De kleine jongen – of is hij een grote, sterke kerel? – hoeft zelf niet eens een lepel of eetstokjes aan te raken. Oma, ayi (de oppas) en zo nu en dan moeder voeren Junjun zijn rijstepap, Chinese brood en geroerbakte groenten. En nog is het bijna elke keer weer een strijd.

Wo shenme dou bu chi!’ ‘Ik eet niets, helemaal niets!’

Hoor ik vanuit mijn kamer. Kort daarna volgt meestal een huilbui. Deze uitbarsting wordt meestal gesust met brood – van dat zoete, zachte brioche – of een soort gebakje, gevuld met rode bonen en een eidooier, maar dan enorm zoet. Met de lunch en het avondeten speelt zich een vergelijkbaar tafereel af. Ze hebben dan ook veel manieren om Junjun te sussen. Soms pakken ze een enorm rietje. (Klinkt dubbel, maar ‘riet’ is niks, hé? Althans, niet in deze context.) Hoe dan ook, als Junjun zijn pap met dit grote rietje (blijft raar) mag drinken, is hij meestal best braaf. Totdat hij zich herinnert dat het veel leuker is als je in het enorme rietje blaast.

Ondanks alles vind ik het ‘rietje’ best een goede oplossing. Wat minder vind ik het als Junjun uit het kommetje van zijn kleine zusje gevoerd mag worden. Of als hij als een soort deal speelgoed mee mag nemen naar de tafel. Óf als ze hem van zijn stoel laten klimmen en ze vervolgens met kom en rietje en al achter hem aan gaan lopen om met liefkozende woorden en spelletjes te proberen het eten in zijn mond te krijgen. Ik moet toegeven dat ik dit ook wel eens heb gedaan. Niemand gaat tenslotte in tegen deze ‘kleine keizer’, deze nanzihan. Wie ben ik om dit dan wel te doen? (Ik probeer het wel eens, maar dat voelt als tegen de stroom inzwemmen – een stroom van krokodillentranen.) Ik voelde me wederom onbenullig. Wie gaat er nou met lepel/rietje en kom achter een driejarig kind aanlopen?

Junjun weet heel goed wat zijn plaats binnen het gezin is (en dan niet in de zin van gehoorzaamheid, ‘to know your place’). Hij is de kleine keizer, de voornaamste erfgenaam van de familie. Hij zal de naam doen voortleven (weet je wel, die Li in China), hij zal als enige de ‘xiao plicht’ kunnen vervullen. Xiao, zo is mij hier al meerdere keren verteld, is zéér belangrijk in China. Een geboren en getogen Beijinger vroeg me de vertaling in het Engels.

Filial piety.

Zijn lege blik als antwoord was veelzeggend. Ik weet net als hij ook niet goed wat ik met de term ‘filiale piëteit’ moet. Ik voegde dus maar toe:

‘Be good to your parents.’

Uiteraard wist hij dit wel. Je hoeft aan Chinezen niet uit te leggen wat xiao betekent. Maar ja, wat moet je met zo een term als iemand slechts kleine gesprekjes in het Engels kan voeren.. Hoe dan ook, ik dwaal een beetje af.

Junjun kan dus als enige de filiale piëteit vervullen voor zijn gezin. Dit betekent dat hij als hij volwassen is voor zijn ouders en zeer waarschijnlijk ook zijn grootouders gaat zorgen. Hoogstwaarschijnlijk is dit niet alleen financieel. Grootouders wonen vaak bij hun kinderen of kleinkinderen in. Het is voor ouders daarom ook heel belangrijk om kinderen te hebben, in het bijzonder zoons. (Pluspunt: hier geen overvolle verzorgingstehuizen, 'vol' met overspannen zorgmedewerkers.)

Nu ben ik het er helemaal mee eens dat kinderen waardevol zijn én dat het ook belangrijk is om aan hen te laten merken dat ze belangrijk zijn. Ik ben er inmiddels echter wel achter dat ik het niet helemaal eens ben met mijn gastouders over de manier waarop waardering geuit wordt naar de kinderen. Het is in één woord samen te vatten: ‘verwennen’. Junjun wordt verwend. Hij krijgt (bijna) alles wat hij wil, er wordt (bijna) altijd naar hem geluisterd.

Verjaardagsfeest'je' van de kleine keizerin

Om terug te komen bij het punt waar ik mee begon: Junjun’s plaats in het gezin is vergelijkbaar met de plaats van de keizer van voormalige Chinese dynastieën. De keizer kreeg het beste van het beste eten. Junjun en zijn zusje krijgen als enigen gerookte zalm, terwijl wij de niet-geïmporteerde visvariant eten (een soort witvis). De keizer kreeg veel tribuutgiften, Junjun krijgt vrijwel dagelijks cadeautjes. De keizer droeg waardevolle gele gewaden, Junjun draagt Adidas en vergelijkbare dure Chinese merken.

Junjun’s woord is wet. Dat vindt bijna iedereen in het gezin. Laolao en ik zijn het erover eens dat kinderen naar volwassenen horen te luisteren, volwassenen niet naar kinderen. We hebben allebei echter moeite met vasthouden aan dit principe. Een van Junjun’s favoriete uitspraken is als volgt:

Nimen dei ting wo de hua!’
‘Jullie moeten naar mij luisteren!’

Het is licht uitgedrukt dat ik moeite heb met deze uitspraak. Waar ik echter nog slechter tegen kan is het antwoord van de volwassenen in het gezin:

Dui. Ni ting women de hua, women ting ni de hua.’
‘Juist. Jij luistert naar ons, en wij luisteren naar jou.’

Dui? Pardon? Hoe functioneert een gezin dat met zijn allen naar de bevelen van een kleine driejarige keizer luistert? Het antwoord is weinig verrassend: niet.

Om nog even terug te gaan naar die geboren en getogen Beijinger: ook hij vertelde me over de verwende kleine keizers en keizerinnen. Niet alleen hij, maar ook zijn twee vrienden – ook geboren en getogen Beijingers – hadden op een avond uit een lang en serieus gesprek over dit bekende probleem in China.

‘Ze voeren een zesjarige met een lepel! Hij kan niet eens met stokjes eten!’


Deze zin heb ik al meerdere malen gehoord. De frustratie droop er iedere keer vanaf. Voor ik naar Beijing kwam had ik nooit gedacht dat ik me zo goed zou kunnen identificeren met drie geboren en getogen Beijingers..

Reacties

Populaire posts